Repatriëren
Het was 1959 en er waren postbodes te weinig in de grote steden als Rotterdam, Amsterdam en den Haag. Postmensen uit het noorden konden een tijdelijk dienstverband krijgen in een van die steden.
Er stond een premie op en het reizen heen en weer in de weekeinden was gratis, net als de kamer bij particulieren.
Ik weet nog het adres van mijn hospita; Voltastraat 66, het postkantoor was in de buurt in de Fahrenheitstraat. Een tas vol post en een tramabonnement (vraag maar aan de trambestuurder waar je er uit moet in de rivierenbuurt.
Ik was in Groningen nog telegrambesteller maar nu was ik opeens postbode en dat in de grote stad waar de mentaliteit van de collega's heel anders was. Niet zozeer onvriendelijk maar veel afstandelijker. We hadden een contract van een half jaar. Mijn collega Remmelt uit Groningen en ik woonden allebei in hetzelfde huis. Maar naarmate het eerste halfjaar verstreek kreeg ik vreselijke heimwee en heb ik mijn contract niet verlengd. Remmelt bleef nog een half jaar maar ik was de meest dankbare jongeman die het station van Den Haag SS voor de laatste keer binnenging en de trein naar Utrecht al klaar stond. Nog even overstappen in de trein naar Groningen en opgelucht ademde ik even later de Drentse lucht in om even later met het gevoel wat de repatrianten uit Nederlands Indië moeten hebben gehad in 1948. Eindelijk weer terug op het nest.
Je begrijpt dat dit een tikkie overdreven is maar het pak dat van mijn hart viel, was ook zwaar. Later ben ik nog een keer naar den Haag geweest (Madurodam) en de beklemming op Station Staatsspoor was er weer, terwijl het al zo lang was geleden.
Na het schisma
In de beginperiode toen ik in de brommerdienst Waterhuizen/Noorderhoogebrug aan het werk ging was de stad na het van Starkenborgkanaal klaar. De dorpen Engelbert, Middelbert, Noorddijk Ruischerbrug en Noorderhoogebrug waren ook echt nog dorpen, hoewel ze de hete adem van de Stad Groningen al in hun nek konden voelen.
Noorderhoogebrug was van mijn collega Warners (Fokkooooo!) en mij en ook daar onderhielden we goede banden met de bevolking, net als in Waterhuizen. Koffie drinken bij Jan Huisman van de kroeg 'Stad en Lande' op de Molenstreek waar de molen Wilhelmina zoveel jaren al wachtte op restauratie. Aan de voet van de molen stonden behalve het huis van de molenaar van Wijngaarden nog wat kleine huisjes. Dan nog twee zij armen. De Wolddijk en de Groningerweg die beide in de richting Zuidwolde. Daarna moesten we nog naar de Paddenpoelsterweg die er vandaag nog net zo bij ligt. (voor de ingang van het crematorium linksaf)
Ik herinner mij die tijd toen ik een jongen was nog erg goed.
Wij zwommen bij de spoorbrug ondanks de verhalen dat er ooit eens iemand vanaf de spoorbrug met zijn kop in een kachel was gedoken die op de bodem lag. Een horrorverhaal wat nogal ongeloofwaardig was.
De inwoners van de rand-dorpen voelen zich nog steeds geen stadjers. Dat gaat generaties duren.
Toen het bestelkantoor van de post naar de Frieschestraatweg verhuisde was ons werk daar voorbij en kregen wij er andere delen voor terug op het nieuwe industriegebied ten zuiden van de Oosterpoort.
Lieve lezers, dit was even een uitstapje naar het barre noorden.
Tot blogs.
Joop.
Zo hoor je nog es wat. Leuk pa! Je moet het fotootje even aanpassen
BeantwoordenVerwijderenZo hoor je nog es wat. Leuk pa! Je moet het fotootje even aanpassen
BeantwoordenVerwijderenIk weet niet meer dat je naar Den Haag ging woonde je toen nog thuis?
BeantwoordenVerwijderenJa zeker
VerwijderenJa zeker
VerwijderenIk weet niet meer dat je naar Den Haag ging woonde je toen nog thuis?
BeantwoordenVerwijderen